Asbestvezels kunnen bij inademing diep in de longen doordringen. Op termijn kan dit buikvlies- en longvlieskanker (mesothelioom) en asbestose (stoflongen) veroorzaken. De periode tussen blootstelling en daadwerkelijk ziek worden kan tientallen jaren zijn. Ga nooit meteen zelf te werk als het om het verwijderen van asbest gaat. Vraag altijd eerst advies aan hiervoor opgeleide personen. Zolang asbest in gebonden toestand verkeert, is er geen gevaar voor de gezondheid.
De gevolgen van asbest
Als losse asbestvezels worden ingeademd lopen zij vast in de kleine luchtwegen en longblaasjes. Daar worden de kleine vezels opgenomen door macrofagen (opruimcellen). Vezels die hiervoor te groot zijn, kunnen gaan migreren (wandelen) in de weefsels. Ook kunnen zij zich via de lymfebanen verspreiden en zo terechtkomen op plaatsen ver verwijderd van de kleine luchtwegen. Opgehoeste losse vezels en macrofagen kunnen worden ingeslikt en verlaten het lichaam via het darmstelsel. De meeste ziekten openbaren zich pas tientallen jaren nadat de blootstelling aan asbest heeft plaatsgevonden en zijn niet of nauwelijks te genezen. In Nederland sterven volgens de Gezondheidsraad jaarlijks naar schatting zo’n 1600 mensen aan asbestziekten. De kans op het krijgen van asbestziekten is afhankelijk van de totale hoeveelheid ingeademde asbestvezels. De zogeheten cumulatieve blootstelling, met als eenheid vezeljaar, is het product van de blootstellingsconcentratie (uitgedrukt in vezels per kubieke centimeter) en de blootstellingsduur (in arbeidsjaar). Eén vezeljaar is dus 1 vezel per ml x 1 arbeidsjaar. Eén arbeidsjaar bestaat uit 240 werkdagen van 8 uur. Naarmate het aantal vezeljaren toeneemt, neemt ook de kans op asbestziekten toe. Voor het blootstellingsniveau van asbest, waaronder er geen verhoogd risico op kanker of mesothelioom zou voorkomen, is er geen veilige grens. Eén ingeademde vezel kán dus al gezondheidsschade veroorzaken, zij het dat dit een te verwaarlozen risico is. Voor het krijgen van asbestose moet er minimaal 5 vezeljaar blootstelling aan asbest zijn geweest. Het relatieve risico op longkanker na blootstelling aan asbest is 3,5%. Aanvankelijk werd gedacht dat het vooral de chemische samenstelling van asbest was die verantwoordelijk is voor de kankervorming. Dit leidde tot de veronderstelling dat blauwe asbest de boosdoener was en dat witte asbest en bruine asbest door hun andere chemische samenstelling minder gevaarlijk zouden zijn. Deze opvatting is terug te vinden in de wetgevingen op dit gebied in een aantal landen: gebruik van blauw asbest is verboden, gebruik van de andere soorten aan strenge regels gebonden. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat de ‘vezelgeometrie’ (lengte-diameterverhouding) van de asbestvezels bepalend is voor het kankerverwekkend vermogen. Asbest is dan ook niet kankerverwekkend in de biochemische zin; kankerbevorderend is een betere omschrijving.