Vanwege de goede eigenschappen is Asbest in het verleden veel gebruikt, bijvoorbeeld in gebouwen en woningen. Asbestvezels kunnen bij inademing echter diep in de longen doordringen en op termijn buikvlieskanker, longvlieskanker en asbestose (stoflongen) veroorzaken. Hieraan sterven jaarlijks in Nederland naar schatting zo’n 700 mensen. De termijn tussen blootstelling en ziek worden kan tientallen jaren duren. IenM is samen met SZW en VWS verantwoordelijk voor regelgeving over asbest. Bij activiteiten in het kader van de verwijdering van asbest is er een risico dat er asbestvezels in de ademzone van werknemers komen. Het aantal vezels tijdens de activiteiten is onderscheiden in drie afzonderlijke risicoklassen. Risicoklasse 1, 2 en 2A
Verschillende risicoklassen
1.Risicoklasse 1: laag risico op blootstelling bij werkzaamheden met asbest art. 4.44 en 4.46: De concentratie van asbestvezels van het type chrysotiel en/of amfibole asbest overschrijdt niet de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag. tijdens de werkzaamheden is de asbestvezelconcentratie in de ademzone van de betreffende werknemer(s) kleiner dan 0,2 vezel/cm3;
2.Risicoklasse 2: hoog risico op blootstelling bij werkzaamheden met asbest art. 4.46 en 4.48: De concentratie van asbestvezels van het type chrysotiel (en amfibole asbest) overschrijdt de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag. tijdens de werkzaamheden is de asbestvezelconcentratie in de ademzone van de betreffende werknemer(s) tussen de 0,2 en 1 vezel/cm3;
3.Risicoklasse 2A: hoog risico op blootstelling bij werkzaamheden met asbest art. 4.46, 4.48 en 4.53a: De concentratie van asbestvezels van het type amfibole asbest overschrijdt de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag. tijdens de werkzaamheden is de asbestvezelconcentratie in de ademzone van de betreffende werknemer(s) tussen de 0,2 en 1 vezel/cm3.
Risicoklasse 1
Een risicoklasse 1 sanering mag alleen worden toegepast op losse asbesthoudende producten. Het desbetreffende asbest product mag niet zijn bevestigd met bijv. spijkers, schroeven, lijm enz. Het gehele product moet dus weg zijn te halen zonder aan de asbest te hoeven komen. Tijdens het verwijderen in risicoklasse 1 condities kan de werkplek tot minimaal 5m¹ vanaf de bron rondom zijn afgebakend met waarschuwingslint. Langs dit waarschuwingslint kan om de 5m¹ een waarschuwingsbord worden geplaatst zodat het voor derden duidelijk zichtbaar is dat hier met asbesthoudende producten wordt gewerkt en dat deze werkplek niet mag worden betreden. Voor het wegnemen mag het product goed worden bevochtigd met water of worden geïmpregneerd met lijm. Het bevochtigen of impregneren van alle asbest kan een van de belangrijkste punten zijn die een asbestsaneerder mag uitvoeren. Met het bevochtigen of impregneren zorgt de saneerder ervoor dat als het product evt. breekt er geen asbestvezels in de lucht terecht kunnen komen. Alle weggenomen asbesthoudende producten moeten 2 maal apart worden verpakt in hi-tec PE folie van tenminste 100 micron dikte. De totale verpakking moet dus 200 micron dik zijn. De uiteindelijke verpakking moet luchtdicht worden afgesloten met ducktape; de binnenverpakking en de buitenverpakking. Op deze verpakking moet een waarschuwingslabel worden aangebracht zodat voor iedereen duidelijk is dat de verpakking asbest bevat. Na het wegnemen en verpakken van alle asbest moet het gehele werkgebied worden gereinigd met een stofzuiger (alleen indien de asbest onverhoopt is beschadigd tijdens het wegnemen).
Dit is dezelfde stofzuiger als toegepast bij de puntafzuiging. Na het reinigen van het werkgebied kan dit worden opgeleverd aan interne NEN 2990 beoordeler van Clevers Asbestsanering® welke de eindcontrole verricht. Bij een risicoklasse 1 sanering wordt de eindcontrole beperkt tot een visuele inspectie door eigen opgeleid personeel. Omdat het enkel en alleen om losliggende producten gaat heeft de wet bepaald dat na het wegnemen van het product de eindcontrole uitgevoerd mag worden door eigen opgeleid personeel volgens de NEN 2990 hoofdstuk visuele inspectie. Een laboratorium is dus voor deze verwijderingsmethodiek niet nodig. Als het werkgebied asbestvrij is verklaard maakt de desbetreffende beoordeler een rapportage op over alle bevindingen van de werkplek. De resultaten van de visuele inspectie met eventueel bijbehorende foto’s zijn ook in deze rapportage opgenomen. Als de rapportage alle benodigde gegevens bevat wordt dit na acceptatie van de DTA ondertekend en is dit het bewijs dat de werkplek geen asbest meer bevat. Na het aftekenen van de rapportage kunnen de medewerkers beginnen met het ontmantelen van de werkplek. Na het ontmantelen van de werkplek worden de rapportages ter inzage aan de opdrachtgever getoond en zal de opdrachtgever een opleveringsverklaring moeten invullen. Hiermee krijgt de opdrachtgever de mogelijkheid voor zowel positieve als negatieve bevindingen over de asbestverwijdering vast te leggen zodat het continu verbeteren van het werk voor ons mogelijk is. Ook staan in deze opleveringsverklaring dat wij ons aan de vigerende wetgeving hebben gehouden. De DTA en de opdrachtgever dienen beide na het invullen het document te ondertekenen.