Bij de verwijdering van asbesttoepassingen in risicoklasse 2A moet in de eindbeoordeling bij binnensituaties door middel van een luchtmeting worden getoetst of de concentratie van asbestvezels in de lucht lager is dan 2.000 vezels/m3. Dat volgt uit artikel 4.53c van het Arbobesluit. Om dat te kunnen aantonen moeten de luchtmonsters met Scanning Elektronen Microscopie (SEM) worden geanalyseerd. Voor de uitzonderingen mag in de eindbeoordeling worden getoetst aan de toetswaarde van 2.000 vezels/m3, zoals ook voor risicoklasse 2 geldt. In die situaties worden de luchtmonsters geanalyseerd met Fasecontrast Microscopie (FCM).

Uitzonderingsregels

  1. Kleine losliggende oppervlakken onbeschadigd product waarvoor geen bewerkingen nodig zijn met een oppervlak van maximaal 2,5m2.
  2. Verwijdering van asbesthoudend materiaal dat maximaal 2 massaprocent amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthophylliet, tremoliet en crocidoliet bevat.
  3. Een asbestverwijdering waarbij gedurende de duur van de asbestverwijderingswerkzaamheden, tussen de asbesttoepassing en de werknemer die de verwijdering uitvoert een niet-betreedbare afscheiding aanwezig is, waarmee de asbesttoepassing in zijn geheel lekvrij omsloten wordt.
  4. Verwijdering van leidingen, buizen en kanalen van asbestcement die niet volledig in beton gestort zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *